Waarderen is een werkwoord
Toespraak bij de boekpresentatie op 24 april 2012 van De Bellamy Atlas
Geachte aanwezigen, buren, bestuurders, buurtgenoten, beleidsmakers, vrienden, uitgevers, boekhandelaren, architectuurhistorici
en collega-architecten, hartelijk welkom bij deze feestelijke presentatie van De
Bellamy Atlas.
“Je gaat het pas zien als je het door hebt”
Dit citaat van Cruijff geldt ook voor de Bellamybuurt.
Wanneer je begrijpt hoe de buurt in elkaar zit zoals die in elkaar zit, dan ligt de geschiedenis op straat. Vastgelegd in erfgrenzen, rooilijnen, huizen, straatwanden, onregelmatigheden, verspringingen, verlagingen, stoeptreden, putdeksels, straatlantaarns en wat al niet meer. En het kan nog alle kanten op met die buurt, want wat we gisteren deden en vandaag doen, is morgen ook alweer geschiedenis. Kun je een straat altijd weer herprofileren, sommige zaken nemen echter geen keer.
In 1997 was het bijna zover dat het huis Bellamystraat 80 zou worden gesloopt en dan hadden wij hier niet gestaan. Gelukkig staan we hier nu wel met z’n allen en zijn we een hoop te weten gekomen over dit huis en de omringende Bellamybuurt.
De Bellamy Atlas vult een leemte in de geschiedschrijving van Amsterdam en legt de basis voor een bescherming van deze bijzondere buurt op basis van kennis en inzicht. Dit mag wel als de centrale stelling van de atlas worden gezien.
De Bellamy Atlas beoogt daarmee tevens behulpzaam te zijn in de verbinding en de dialoog tussen bewoners en het bestuur. We proberen de perspectieven van bewoners, bestuur en professionals wederzijds toegankelijker te maken op het vlak van de openbare ruimte, de stedenbouw, de architectuur en hun geschiedenis. Het is daarvoor nodig om in één taal te spreken en te schrijven, een taal die voor alle partijen te begrijpen is. De hoge historisch-stedenbouwkundige waarde van de Bellamybuurt vraagt erom dat deze verbinding tot stand komt. Het gaat immers om het beheer van de eigen leefomgeving, om het dagelijks leven in een historische omgeving.
Vanaf 1896 valt de buurt onder het bestuur van de gemeente Amsterdam, die sindsdien in verscheidene hoedanigheden langs kwam met beleid, plannen, voornemens en campagnes. Publieke Werken, Dienst Ruimtelijke Ordening, Projectbureau Kinkerbuurt, Stadsdeel Oud-West, Stadsdeel West en het Bureau Monumenten & Archeologie. Het zijn de professionals die namens het bestuur van de stad en het stadsdeel hun best doen om de buurt leefbaar te houden en om daarbij de lange en korte termijnbelangen van de totale stad te behartigen. Ze spreken helaas lang niet altijd de taal van de bewoners en ze spreken ook lang niet altijd mét de bewoners. Bewoners daarentegen, en andere gebouweigenaren, hebben zo hun eigen strategieën om hun eigen wensen en verlangens te realiseren. Die vallen lang niet altijd samen met die van de overheid. Omdat veel bewoners in deze buurt zelf eigenaar zijn van de grond waarop hun huis staat, hebben ze vanouds een sterke uitgangspositie. Heel veel plannen zijn zo niet doorgegaan. In alle essays van de atlas wordt ingegaan op deze kennelijk eeuwige worsteling. Fred Feddes, hier aanwezig en één van de auteurs, noemde dit een keer ‘een geschiedenis van nederlagen’.
In mijn persoon verenig ik het buurtbewonerschap en de professie van architect en onderzoeker. Dit dubbelperspectief kwam mij bij het werken aan de atlas vaak goed van pas. Ik zag en zie de perspectiefverschillen tussen professionals en buurtbewoners daardoor veel scherper. Over sommige zaken heb ik me echt enorm op lopen winden. Dan is het de kunst om deze ergernis om te zetten in voorstellen, oplossingen en pogingen om verbindingen te leggen waar ze ontbreken. Voor mijn eigen professie van architect heb ik de conclusie getrokken dat architecten actief, en véél actiever dan nu, deel moeten gaan nemen aan het debat over de plaats van de geschiedenis in de ruimtelijke ordening, bestemmingsplannen en welstandsnota. Wat ik daarmee bedoel laat ik zien in mijn tweede essay ‘Choreografie van een feest’. Door de ruimtelijke structuur van het langs de deur gaan met Sint Maarten op 11 november als uitgangspunt te nemen, kan ik duidelijk maken dat de vorm van de huizen in de Bellamybuurt, hun toegankelijkheid, hun type verbinding met de straat, bepalend is voor de jaarlijks aanwezigheid van dit feest. Ik koppel daarmee één van de kernbegrippen uit mijn vak, de typologie, de leer der typen, aan de waardering van de buurt door bewoners en bezoekers. Door zo een verbinding te leggen tussen mijn vak en de waardering van de buurt denk ik aan te kunnen wijzen waar op het vlak van de ruimtelijke structuur nou precies het geheim in zit, waardoor deze buurt zo wordt gewaardeerd. En dat je, om deze buurt in de termen van deze bewonerswaardering te beschermen, het ruimtelijk systeem van de woonhuizen intact moet laten en bij sloop terug moet laten komen. Op dit moment is de Commissie voor Welstand en Monumenten bezig om een soortgelijke conclusie te trekken voor de hele stad.
Ik spreek de wens uit dat De Bellamy Atlas een grote inspiratiebron mag zijn voor stadsbestuurders en beleidsmakers. En dat de bewoners zich na al die jaren, of moet ik zeggen: eeuwen, gesterkt voelen in hun besef dat het hier om een hele bijzondere buurt gaat die het behouden waard is. Maar vooral hoop ik dat iedereen op basis van deze atlas met elkaar in gesprek raakt en in debat gaat. Want waarderen is een werkwoord.